Armste gepensioneerden krijgen te weinig geld
De minimumuitkering voor gepensioneerden zit nog altijd onder de armoedegrens en ligt een stuk lager dan in Nederland en Frankrijk.
Maar dat vangnet volstaat niet om het inkomen van die gepensioneerden te laten uitkomen boven de Europese armoedegrens, hoewel de voorbije tien jaar die inkomensgarantie geregeld werd opgetrokken. Dat is becijferd door het Centrum voor Sociaal Beleid van de Universiteit Antwerpen en is gevalideerd door de Studiecommissie voor de Vergrijzing in haar jongste verslag.
De uitkering voor alleenstaanden ligt nog lichtjes onder de armoedegrens, die voor koppels blijft er nog altijd flink onder. Uit die studie blijkt voorts dat de minimumuitkering waarop de Belgische gepensioneerden recht hebben, ook flink lager ligt dan waar de Franse en Nederlandse collega's op kunnen rekenen.
In Frankrijk heet het stelsel Allocation de Solidarité aux personnes âgées. De gepensioneerden bij onze zuiderburen komen dankzij dat systeem aan de armoedegrens die voor alleenstaanden boven de 1.000 euro ligt en voor koppels iets minder bedraagt dan 1.600 euro.
In Frankrijk lukt dat omdat erg lage inkomens er een huursubsidie krijgen.
In Nederland volstaat de zogenaamde uitkering van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor alle 65-plussers om een inkomen boven de armoedegrens te hebben. Die AOW geldt daar als een soort basisinkomen voor elke gepensioneerde; wie gewerkt heeft, krijgt daar bovenop een betaling van het pensioenfonds waarbij zijn bedrijf aangesloten was.
De arme gepensioneerden in Duitsland zijn er het slechtst aan toe. Zelfs met de huursubsidies die er daar bestaan, blijven ze met de Grundsicherung im Alter een stuk onder de armoedegrens en zelfs een stuk onder het bedrag waarop Belgische gepensioneerden recht hebben.